Laodicea vandaag,

Toen koning David door de profeet Nathan ontmaskerd was als overspelige met Batseba (en moordenaar van haar echtgenoot Uria), werd hem o.a. te horen gegeven: ‘Gij zult niet sterven, ofschoon gij door deze daad de vijanden des HEREN zeer hebt doen lasteren’ (2Sam.12:13,14). Een direct bewijs dat onze daden door onze vijanden nauwlettend worden bekeken en dat onze gedragingen direct worden verbonden met het geloof dat we hebben en uiten. Natuurlijk moeten we als lichtend licht en zoutend zout in deze wereld zijn, opdat ons getuigenis serieus wordt beschouwd. De Heer zegt niet voor niets in de Bergrede: ‘Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.’

We lezen in Op.11:3 dat de twee getuigen die daar beschreven worden met zakken bekleed zullen profeteren. Hun bekleding met zakken of boetgewaden (Jes.3:24; Jer.4:8; Joë.1:8; Jon.3:5; Mat.11:21) duidt aan dat zij zullen optreden als boetgezanten van God, om met name de afgevallen christenheid op te wekken tot rouw en boete over de diepe val van de Kerk en het verlaten van Gods instellingen. Ook zijzelf treuren daarover mee en bekennen met en voor haar de zonden van de Kerk en van het volk, zoals Daniël (9:3-19) en Nehemia (1:4-11) de belijdenis voor God afleggen: ‘Wij hebben gezondigd.’ Dat is natuurlijk niet vreemd. De geschiedenis van de christenheid telt niet louter hoogtepunten, maar daarin zijn vele zwarte bladzijden opgetekend. Denken we alleen maar aan de christenen die het zwaard opnamen om het geloof te verkondigen tijdens de kruistochten, de inquisitie en vijandelijkheden tussen Roomsen en protestanten. Nog steeds worden die gebeurtenissen ons voor de voeten geworpen. Daarvoor heeft de mens namelijk een goed geheugen.

Ook onze eigen denominatie kan niet bogen op een vlekkeloze reputatie. Vanaf het begin oproepend tot eenheid van de kerk, heeft men dit beginsel veronachtzaamd, waardoor aan de Ene kerk van Christus (de Una Sancta) meerdere apostolische groeperingen zijn toegevoegd. Er zijn grote scheuringen geweest en als we wijzen op de viervoudige bediening die nodig is om tot eenheid te komen (zie Ef.4:13a), mogen we nooit vergeten dat we weliswaar nog steeds achter dat principe en Schriftwoord staan, maar dat in het verleden de menselijke maat zich soms groter voordeed dan wat de lengte, breedte, hoogte en diepte van Christus veronderstelde. Die zonde staat als een paal boven water en kunnen en mogen we niet ontkennen. Ons mea maxima culpa, onze grote schuld, staat vast. Het is niet overdreven wanneer we als een Ezra bidden: ‘Met gescheurd kleed en gescheurde mantel knielde ik, breidde mijn handen uit tot de HERE, mijn God, en zeide: Mijn God, Ik schaam mij en durf mijn ogen niet tot U opslaan, o mijn God, want onze ongerechtigheden zijn ons boven het hoofd gewassen en onze schuld is gestegen tot de hemel’(Ez.9:5,6).

Schuldbelijdenis en ootmoed zijn nodig om de belangrijke boodschap van noodzakelijke bekering over te brengen. Omdat de Heer spoedig zal terugkeren moet onze kredietwaardigheid blijken. Ja, we geloven dat Gods Woord waarheid is en de Schrift niet gebroken kan worden. Maar geachte toehoorder, verwacht net als van uzelf geen volmaaktheid! We lezen van apostel Paulus vele voorschriften, maar deze Godsman moest ook over zichzelf schrijven: ‘Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik’ (Rom.7:15). Elk mens heeft Gods genade nodig en gelukkig kunnen we met Paulus roepen: ‘Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here’ (Rom.7:24,25)!
In Gal.2:11 lezen we: ‘Toen Kefas (=Petrus) te Antiochie gekomen was, heb ik mij openlijk tegen hem verzet, omdat het ongelijk aan zijn kant was.’ En even later schrijft Paulus zelfs dat andere Joden met die apostel van de Heer mee huichelden. Er was onenigheid tussen de gezondenen van de Heer. De Bijbel is duidelijk over de mens: ‘De HERE ziet neder uit de hemel op de mensenkinderen, om te zien, of er een verstandig is, een, die God zoekt. Allen zijn zij afgeweken, tezamen ontaard; er is niemand die goed doet, zelfs niet een’ (Ps.14:2,3). En Jeremia moest constateren: ‘Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen’ (Jer.17:9)? We moeten die kennis elke keer onder ogen zien en beseffen dat we de komst van onze Heer kunnen vertragen, terwijl ‘wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is’ (Rom.8:22).

We konden deze week lezen dat van alle jonge IJslanders 0,0%, niemand, gelooft dat God de wereld geschapen heeft. Die wind van leer heeft al velen neergeslagen en zijn duizenden verslagen, zeker jongeren die en masse de kerken verlaten. Laten wij, oprechte christenen, zeker in deze week van gebed, van boven de moed en de kracht vragen om het werk van Christus Jezus uit te dragen, dat Hij vanuit de hemel is neergedaald om hier op deze aarde verlossing te brengen aan allen die in Hem en Zijn werk geloven en allen die uiteindelijk zijn opgetekend in het boek des levens (Op.21:27). ‘Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid’ (Rom.11:36)! Hij komt.