Laodicea vandaag,

De veertigdagentijd, van oudsher een tijd van inkeer, bezinning en gebed ter voorbereiding op Pasen, is afgelopen woensdag begonnen en loopt door tot 19 april. Dat zijn, om precies te zijn, bij elkaar 46 dagen, want de zondagen tellen niet mee. Het zijn feestdagen, waarin de Heer ontmoet kan worden in Zijn huis.

Zijn we thans in de dagen van Laodicea nog bezig met ons richten op die Heer, waarvan Paulus kon schrijven aan de gemeente te Korinthe: ‘Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden’ (2Kor.8:9)? Ja, dat zou je zeker denken wanneer je leest, hoe de Heer Zich tot de Laodicenzen en ons richt: ‘Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek.’ Beseffen we onze rijkdom in Christus, die naar M. Henry bestaat uit: ‘rijk in de liefde en de gunst van God; rijk in zegeningen en beloften van het nieuwe verbond; rijk in de hope des eeuwigen levens; erfgenamen van Zijn koninkrijk’?

Mensen in Laodicea zeiden het zelf dat ze rijk waren. En in de eerste eeuw was dat zo. Vroeger had Laodicea zijn rijkdom te danken aan het transitoverkeer. Belangrijke wegen kwamen er samen. Ook was er veel geldhandel. En textiel, vooral zwart linnen. En er werden ook veel oogartsen opgeleid. Onze tijd heeft hetzelfde. Kijk eens rond in de eigen huiskamer, of gewoon buiten wat er aan rijkdom te zien is, waar men een paar honderd jaar geleden niet eens weet van had!

Maar dan het oordeel van de Heer; Jezus noemt de gemeente in Laodicea ellendig en arm, jammerlijk zelfs… Dat terwijl men in een stad woonde die bekend stond om z’n textielindustrie, rijkdom en oogartsen. In de 21ste eeuw is het niet anders. Er wordt wel gesproken over een crisis, maar vergelijken we ons met een willekeurig land in de Derde Wereld dan komt de overvloed ons tegemoet.

De enige andere plaats waar we hetzelfde door Jezus gebruikte woord ‘ellendig’ aantreffen is Rom. 7:24, waar we vinden: ‘Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?’ De uitroep van apostel Paulus volgt op een gedeelte waarin hij de zonde beschrijft. Hij constateert: ‘in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is.’ Paulus is zich bewust van zijn enorme tekortkomingen. De Heilige Geest heeft hem overtuigd van zonde en hij beseft zijn lage en arme staat. Is het oordeel van de Heer niet Zijn wijzen op ons zondige zijn, dat vergeving en genade behoeft? Dat besef is er blijkbaar zeer onvoldoende. Een reden te meer om ons te richten op de eenmaal lijdende Knecht, Die de macht heeft om zonden te vergeven. Hij zond Zijn Trooster om ons te bemoedigen maar ook te heiligen, opdat we eenmaal in Gods Rijk mogen wonen.

Zonder strijd echter geen overwinning. Als we begrijpen dat we arm en ellendig zijn, dan komen we tot die Heer, net zoals Paulus, die als antwoord op zijn bange vraag uit Rom.7:24 heeft gevonden: ‘Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!’ Dat is Degene die voor ons gestorven is aan een kruishout, maar God zij dank, ten derde dage opgestaan. Laten we ons op Hem richten, tot onszelf inkeren en bezinnen hoe Hij onze armoede heeft veranderd in het tegendeel. Want als we onszelf met Hem vergelijken, beseffen we pas echt wat we tekort komen!