Laodicea vandaag,

Een groot deel van het Oude Testament is gevuld met de grieven van God over de afval van het volk Israël. Eerst tijdens de woestijntocht, maar later onder de opvolgers van David en Salomo des te meer. De profeten staan er vol mee. Daar is wel duidelijk dat die voortdurende eigenzinnigheid God aan het hart gaat. Zijn lankmoedigheid stelt telkens het oordeel uit, maar dat komt tenslotte: eerst wordt het tienstammenrijk door Assyrië grotendeels weggevoerd, later volgen Juda en Benjamin richting Babel, waar men 70 jaar verblijft.

Die Bijbelse afval komt in de geest, wanneer we de resultaten lezen van een onderzoek dat vorige week door het dagblad Trouw werd gepubliceerd. Voor het eerst telde Nederland meer ongelovigen dan gelovigen. Een kwart gaf aan atheïst te zijn, terwijl nog maar 17 procent geloofde in het bestaan van God, hoewel dat percentage onder jongeren (tussen 18 en 34) iets hoger lag. De rest van de ondervraagden was ook niet erg gelovig. Men was agnost, oftewel men meende niets over een Opperwezen te kunnen zeggen en weten, of men geloofde dat er wel ‘iets’ was. De ervaring leert dat als men doorvraagt, zulke ietsisten in ieder geval de God van de Bijbel afwijzen.

Als we dit lezen, treuren we dat zovelen het christelijk geloof in ons land (en ook in de rest van Europa) aan de kant hebben geschoven. Maar degene die dit nog veel erger moet voelen is de Heer. ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild,’ klaagt Jezus in Luc.13:34. Hier spreekt de liefde van de Heer voor mensenkinderen, waarvan Hij wil dat allen behouden blijven. God heeft geen behagen in de dood van zondaars. Christus weende over Jeruzalem bij Zijn intocht (Luc.19:41) en sprak: ‘Och, of gij ook op deze dag verstond wat tot uw vrede dient.’ En even verderop: ‘zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.’
Ezechiël krijgt de opdracht: ‘Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here HERE, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israëls (Ez.33:11)?

In eerste instantie worden de leiders van het volk, koning en priesters aangesproken over de afval van het volk (zie bijv. Hos.4:9). Van de week was er weer rumoer over een dominee die zelfs het historische bestaan van Jezus ontkende. Wat moet er dan van het volk worden? Jeruzalem, beeld en schaduw van het christendom in deze tijd, is tot een Babel (Babylon) verworden waar men elkaar niet meer verstaat en waar allerlei ketterijen rondgaan.
In de begeleidende tekst van het onderzoek in Trouw staat: ‘Er zijn vele verklaringen voor de afname van godsgeloof. Twee woorden zijn belangrijk: ‘zelf’ en ‘gevoel’. De moderne mens stelt zichzelf als norm, en laat zich leiden door zijn gevoel.’ En wat lezen we in Jes.47:10, waar Babel aangesproken wordt: ‘Gij vertrouwdet op uw boosheid; gij zeidet: Niemand ziet mij. Uw wijsheid en uw kennis zijn het, die u verleid hebben, zodat gij bij uzelf zeidet: Ik ben het en niemand anders.’ Zo zien we: ‘Voorzeker, de Here HERE doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten’ (Am.3:7). Dat gebeurt heden ten dage nog net zozeer, want het lot van mensenkinderen gaat de onveranderlijke God nog steeds ter harte. Hij spreekt nog altijd en waarschuwt voor de komende toorn. Dat kunt u onder meer lezen op de website http://www.lezing.org.
Nog is het de welaangename tijd; nog kan men zich bekeren en God zoeken Die Zich vinden laat! We wensen een ieder toe dat hij/zij onbevooroordeeld die keuze maakt om Hem te gaan ontmoeten.