Laodicea vandaag,

‘God, onze Heiland, (…) wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen’ (1Tim.2:4). Deze zin volgt op het vermaan van de apostel Paulus om voor alle mensen en speciaal voor koningen en alle hooggeplaatsten smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen op te zenden. Met deze regel is niet alleen de zgn. dubbele predestinatie naar het rijk der fabelen gewezen (God heeft geen mensen van eeuwigheid aan verdoemd), maar het geeft ook christenen een bestemming aan: er zijn voor anderen en niet slechts in het gebed. Het evangelie dient verkondigd te worden, in woord en daad. Dat hoort wel met wijsheid te geschieden. Of, zoals de Heer Zelf zegt: ‘Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij die niet vertrappen met hun poten en, zich omkerende, u verscheuren’ (Mat.7:6). We dienen het licht te verspreiden, rekening houdend met de omstandigheden en te zijn als: ‘onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld, het woord des levens vasthoudende (Fil.2:15,16a).
Betekent dit dat we ons moeten aanpassen aan wat in de wereld gedacht wordt? Dat zij verre, om een Bijbelse uitdrukking te gebruiken. Niet alleen moeten we ons onbesmet van de wereld bewaren (Jak.1:27), maar liefde tot de wereld zorgt voor verwijdering van God (2Tim.4:10) en Christus leert: ‘Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben; doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld’ (Joh.15:19). Het is juist tegengesteld: door een rein, heilig en liefdevol leven geven we een voorbeeld dat navolging verdient voor degenen die dit aanschouwen: ‘En houdt uw wandel eerlijk onder de heidenen; opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken, die zij in u zien, God verheerlijken mogen in den dag der bezoeking’ (1 Petr.2:12).

Bovenstaande overwegingen kwamen naar voren bij het lezen van een (premium-)artikel dat vorige week op de christelijke website cip.nl verscheen. Ene meneer Robert Plomp werd daar geïnterviewd over een door hem geschreven boek (Nederlander met de Nederlanders). Hierin bepleit hij dat christenen hun opvattingen die niet stroken met wat in de wereld gedacht wordt, moeten loslaten. Hij noemt daarbij denkbeelden over homoseksualiteit, wetenschap  (schepping)  en de positie van vrouwen. Gek genoeg wil hij daarbij Bijbelgetrouw blijven. Nu geloven we niet dat vrouwen door Gods Woord achtergesteld worden. Bij het formeren van Eva zegt God: ‘Ik zal hem (Adam dus) een hulpe maken, die als tegen hem over zij’ (Gen.2:18 SV). Niet onder de man, maar tegenover hem, aanvullend. Maar hoe kunnen we de wetenschap hoger achten dan wat Gods Woord openbaart? Hoe kunnen we mensen tot de Heer brengen met wat wij als dwaling achten, zoals theorieën over de oorsprong van de wereld die duidelijk ingaan tegen wat de Bijbel leert, zoals de evolutietheorie of de big bang? Meneer Plomp echter vindt dat het scheppingsverhaal en trouwens ook wonderen die door Nederlanders als achterhaald worden gezien, uit onze opvattingen moeten worden verwijderd, omdat ze een sta-in-de-weg zijn voor mensen om het christelijk geloof te aanvaarden. Wat zegt apostel Petrus hieromtrent: ‘Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water’ (2Petr.3:5,6). Men hecht geen geloof aan wat in de Bijbel staat geschreven over de zondvloed. Men wil het niet weten, want dat heeft consequenties! Dan zou men God moeten aannemen! Gods wederstrever heeft het de ongelovigen wat dat betreft nog makkelijker gemaakt door het scheppingsgeloof aan geloofwaardigheid te laten inboeten. Hij weet zeer goed met zijn 6000-jarige ervaring wat door de mens wordt aangegrepen om God los te laten.

De heer Plomp heeft blijkbaar ook nooit gelezen dat de mens die niet gelooft geen verontschuldiging heeft: ‘Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien’ (Rom.1:20) en de tekst vervolgt met: ‘Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren.’ God is vervangen door afgoden, zaken, dingen of mensen die belangrijker worden geacht dan de Schepper. Gevolgen daarvan kunnen zijn dat men vervalt in grove zonden: ‘Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid.’
Volgens Plomp is dat alleen het geval bij afgodendienst en heeft God Zich zelfs aangepast aan de context van de menselijke cultuur. Onzin natuurlijk en hij gebruikt ook nog eens verkeerde voorbeelden, zoals dat Abraham getrouwd was met zijn halfzus, terwijl deze praktijk in Leviticus wordt verboden. Typisch dat Abraham onder de wet wordt geschaard, terwijl die pas minstens 1000 jaar later werd gegeven.
We geloven niet dat er zegen verleend wordt aan opvattingen die tegen Gods Woord ingaan en hopen dat velen doorzien dat menselijke gedachten en interpretaties onderworpen dienen te worden aan de Schrift (2Tim.3:15,16). ‘Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid’ (Ef.6:14a). Zodat velen die nu ‘buiten zijn’ nog tot geloof mogen komen.