Laodicea vandaag,

Het is niet vreemd dat mensen die de God van de Bijbel afwijzen, afgeven op dat boek. Niet dat men de Schrift bestudeerd heeft, maar zoals met zo veel, praat men vaak anderen na of gaat men er al van te voren vanuit dat zo’n oud boek geen waarheid kan bevatten. Apostel Petrus schrijft in zijn tweede brief een belangrijke waarschuwing: ‘Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is. Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde…’ (2Petr.3:3-5). Hij verwijst waarschijnlijk naar een openbaring uit zijn eigen tijd over de tijd van het einde, waarin allerlei tegenstanders zich vrolijk maken over die gekke christenen die geloven in een persoonlijke God die alles geschapen zou hebben. Maar, dat doet men willens en wetens. Paulus noemt hen ‘leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn’ in 1Tim.4:2.
In christelijk Nederland is men nu enigszins ontzet over een gezegde dat in de talkshow Pauw werd gebezigd, waarin de boeken van de zgn. monotheïstische godsdiensten (die geloven in één God) over één kam werden geschoren: ‘We weten allemaal wel als je je een beetje verdiept dat die boeken verschrikkelijk zijn en die roepen altijd op tot geweld.’ Er verschenen op websites en in media zelfs wat ‘open brieven’. Als we bij Thora en Bijbel blijven, weten we dat we helemaal niet opgeroepen worden tot geweld, integendeel. Ook al in het Oude Testament wordt het volk opgeroepen God en de naaste lief te hebben als zichzelf (zie Lev.19:18,34 en Deut.6:5). En de Heer Zelf zegt duidelijk: ‘allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen’ (Mat.26:52).

Dat het liefdesgebod door de hele Bijbel (weer)klinkt is helder. Christus kon als antwoord op de vraag wat het grote gebod in de wet was dan ook zeggen: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten’(Mat.22:37-40). Die tekst herhalen is echter iets anders als deze woorden opvolgen. Het gelijk van andersdenkenden bestaat niet zelden uit de kritiek die ze kunnen leveren op christenen die zich blijkbaar aan dit grote gebod onttrekken. Dat mogen we ons allen aanrekenen, niemand uitgezonderd. Hoe vaak moeten we niet constateren dat de liefde voor onszelf toch weer heeft gezegevierd? Dat we onze naaste(n) tekort hebben gedaan en dan hebben we het nog niet eens over de liefde tot die grote God, die Zich telkens weer genadig en barmhartig betoont. Laten we de Bergrede nog maar eens lezen (Mat.5-7) en begrijpen dat we Hem teleurstellen Die Zijn eigen Zoon heeft gegeven als een losprijs voor de zonde! De apostolische herder H.W.J. Thiersch schrijft: ‘Ook tot ons wordt deze verkondiging gericht met het doel dat door de Geest van Christus Gods geboden tot volle waarheid en werkelijkheid worden. Er rust een bijzondere zegen op, als wij deze rede van Jezus met een gewillig hart horen en oprecht ons karakter daarnaar trachten te vormen. Zonder die bereidwilligheid, zonder die oprechtheid zou alle diepergaand onderricht over goddelijke dingen aan ons tevergeefs zijn; wij zouden dan nooit echt iets van Gods wegen leren en uiteindelijk ver verwijderd blijven van het Koninkrijk der hemelen.’

De Schrift leert in Ef.4:17-32 dat de handel en wandel van christenen compleet anders moet zijn als die van de heidenen ‘in de ijdelheid van hun denken, verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart.’ Wij hebben namelijk Christus leren kennen: ‘Gij toch hebt van Hem gehoord en zijt in Hem onderwezen, gelijk dit de waarheid is in Jezus, dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten, dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken, en de nieuwe mens aandoet, die naar de wil van God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid’ (vs.21-24). De Heer is ons voorgegaan en ons ultieme Voorbeeld. Hem mogen we volgen en, geleid door Zijn Geest, kunnen we de vrucht van het geloof tonen: ‘liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.’
Nee, we kunnen het niet uit onszelf en nog regelmatig zullen we moeten vaststellen dat we weer teruggevallen zijn in wat de oude mens in ons poogt te bewerkstelligen. We mogen ook van anderen niet verwachten dat zij doen, wat wij van onszelf niet kunnen. Want één ding is zeker: ‘De HERE, uw God, is in uw midden, een held, die verlost. Hij zal Zich over u met vreugde verblijden; Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel’ (Sef.3:17).
Als onze pogingen goed te doen uit een oprecht hart komen, zullen degenen om ons heen dat ook bemerken: ‘Want zo is het de wil van God, dat gij door goed te doen de mond snoert aan de onwetendheid van de onverstandige mensen, als vrijen en niet als mannen, die de vrijheid misbruiken tot dekmantel voor hun kwaadwilligheid, maar als dienaren Gods’(1Pet.2:15,16). Dienaren van de liefde en de gerechtigheid die de naaste geen kwaad doet!