Laodicea vandaag,

Het zou niet verbazen als we deze dagen op televisie weer de opgestoken borden zien met daarop ‘John 3:16’. Bij internationale sportevenementen gebeurt het regelmatig dat christenen zich onder het publiek begeven om met de bekende tekst uit Johannes 3:16 te evangeliseren: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.’ Men is verzekerd van aandacht, tenminste als de regie toestaat die borden in beeld te brengen, want dat is niet altijd het geval.

De Olympische Spelen is natuurlijk een wereldwijd sportevenement, waar vrijwel alle landen sporters naar toe sturen. Maar tegelijkertijd worden de prestaties van mensen in deze wereld buitengewoon overschat. Overwinnaars worden verafgood en we kunnen zeggen dat ook vreemde goden worden aanbeden. Lees eens wat de eerste strofe van de Olympische hymne ons vertelt:

‘Onsterfelijke geest van oud,
Vader van het waarachtige, mooie en goede,
Daal neer, verschijn en werp uw licht over ons.
Op deze grond en onder deze lucht
welke getuigd heeft van onvergankelijke glorie.’

Men heeft het dan niet over de God van Abraham, Isaac en Jakob, maar over Zeus, de zogenaamde opper- en hemelgod uit het pantheon (de godenwereld) van de Grieken. Die geloofden heilig in hun bestaan, zoals blijkt uit Hand.14:11-13 waar na een genezing door Paulus we het volgende lezen: ‘Toen de scharen zagen, wat Paulus gedaan had, verhieven zij hun stem en zeiden in het Lykaonisch: De goden zijn, in mensengedaante, tot ons neergedaald; en zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het was, die het woord voerde. En de priester van Zeus-voor-de-stad bracht stieren en kransen aan bij het poortgebouw en wilde met de scharen offeren.’ De apostelen wierpen deze aanduiding natuurlijk verre van zich en verkondigden ‘de levende God, die de hemel, de aarde, de zee en al wat erin is gemaakt heeft (vs.15)’. Diezelfde scharen, makkelijk te beïnvloeden en waarschijnlijk teleurgesteld dat de apostelen ontkenden goden te zijn, stenigden Paulus even later. In ieder geval werden in de vierde eeuw na Christus de Spelen verboden, omdat het een heidens feest betrof en het christendom intussen staatsgodsdienst was geworden.

In de tijd dat het Nieuwe Testament geschreven werd, waren sportwedstrijden dus gekende zaken, waardoor de apostel Paulus er ook bepaalde vergelijkingen aan kon ontlenen. Bijvoorbeeld in 1Kor.9:24-27 schrijft hij: ‘Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts een de prijs kan ontvangen? Loopt dan zo, dat gij die behaalt! En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.’ De apostel vergelijkt het leven van een christen met een (top)sporter, die niet alleen er alles voor over heeft om te winnen en de letterlijke erekrans te ontvangen, maar er ook veel voor laat. Net zoals een christen zich in toom moet houden en de werken van het vlees vermijden (Gal.5:19-21). Zelfbeheersing wordt daarentegen  genoemd als vrucht van de Geest (vs.22).

Wij weten dat er maar één God is, de Schepper van hemel, zee, en aarde en alles wat daar in, op en buiten bestaat. Wat we rondom ons zien, is dat degenen die de levende God verlaten hebben, hun leven opvullen met nieuwe en oude goden en men creëert zo een ander houvast. ‘Geef het volk brood en spelen’ was al een zegswijs van de oude Romeinen. Dat volk werd daarmee rustig gehouden en de machthebbers konden zo hun macht behouden. Aan de Galaten schreef Paulus: ‘Maar in de tijd, dat gij God niet kendet, hebt gij goden gediend, die het in wezen niet zijn. Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken’ (Gal.4:8,9)? De apostel heeft het hier over de wet, die de Galatiërs weer wilden gaan houden, terwijl zij door Christus daarvan vrijgemaakt waren.

Christus is Heer, Hij heeft de wereld overwonnen (Joh.16:33). Hij werd door God de Vader naar de wereld gezonden om mensen te behouden, spreekt de Bijbel in die bekende tekst uit Joh.3 die hierboven genoemd werd. Allen die geroepenen zijn, worden geacht die roeping vast te maken: ‘Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen’(2Pet.1:10). Christenen overwinnen door volhardend, als topsporters, vast te houden aan het geloof in de Opgestane: ‘Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen.’ En Johannes voegt hieraan toe: ‘Gij zijt uit God, kinderkens, en gij hebt hen overwonnen; want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is. want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft; ons geloof.  Wie is het, die de wereld overwint, dan wie gelooft, dat Jezus de Zoon van God is? (1Joh.5:4,5). ‘Daarom dan, laten ook wij, (…) afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt (Hebr.12:1).