Laodicea vandaag,

We hebben in het vorige blog al opgemerkt hoe belangrijk de brief aan de gemeente te Colosse was voor de naburige Laodicenzen. Eens te meer wordt dat duidelijk als we in het eerste vers van hoofdstuk 2 lezen welk een zware strijd de apostel Paulus te voeren had ‘voor u, en voor hen, die te Laodicea zijn en voor allen, die mijn aangezicht niet hebben gezien in het vlees.’ De apostel zat gevangen (4:3), waarschijnlijk te Rome, en leed dientengevolge door het evangelie. Maar ook streed hij vanzelfsprekend in de gebeden voor alle christenen, of hij ze nu wel of niet kende. Christenen zijn toch allen één, behorend tot hetzelfde lichaam van de Heer en zeker zij die gevaar lopen verdienen ons gebed en hebben dat ook nodig.

Er gebeurt weinig in het geloofsleven als we niet bidden! Als de Schrift leert hoe wij de wapenrusting Gods aan dienen te trekken (Ef.6:10-17) volgt daar onmiddellijk op: ‘bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen.’ Paulus vraagt ook geregeld in zijn brieven de voorbede voor hem en het werk dat hij verricht. Dat is in navolging van de Heer, Die in het hogepriesterlijk gebed Zijn Vader vroeg: ‘En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt’ (Jh.17:20,21). Betere voorbeelden bestaan niet!

Met welk doel apostel Paulus strijdt, geeft hij aan in vers 2 en 3: ‘opdat hun harten getroost en zij in de liefde verenigd worden tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn.’ Indirect verwijst de apostel naar Spr.8:22-35, waar de wijsheid als een persoon een stem wordt gegeven: ‘Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd, van den beginne, eer de aarde bestond’ en we die stem der wijsheid kunnen herkennen als de Mensenzoon. In vers 34,35 lezen we dan: ‘Welzalig de mens die naar mij luistert, dag aan dag wachthoudende aan mijn deuren, bewakende de posten van mijn poorten. Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden, hij heeft van de HERE welgevallen verkregen.’ Van Wie anders kan dit gezegd worden dan van de Heer van het leven, Christus Jezus, in Wie werkelijk de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn. Hij alleen kon zeggen de Weg, de Waarheid en het Leven te zijn.

Hij is het doel van het bestaan, want alles is door en tot Hem had de apostel al in Col.1:16 geschreven en lezen we ook in de brief aan de gelovigen te Rome (11:36: ‘Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid!’).

Dit blog verschijnt op stille zaterdag, als we gedenken dat Christus in het dodenrijk verkeerde na zijn kruisdood en zoals in 1 Petr.3:18-21 staat, aldaar de slachtoffers van de zondvloed het evangelie heeft gepredikt. De liefde van God gaat uit tot alle mensen. Laten we ons in de gebeden daarom niet beperken tot alle gelovigen, maar ook hen opdragen, die, als in de dagen van Noach, verloren lijken te gaan, omdat ze verleid zijn door allerlei wind van leer, voordat een haastig verderf hen overkomt (Sef.1:14,15). En laten we daarbij de Heer danken, omdat het vaststaat dat een grote schare die niemand tellen kan ‘uit alle volk en stammen en natiën en talen’, gerechtvaardigd zal worden en voor het Lam met luider stem zal roepen: ‘De zaligheid is van onze God, die op de troon gezeten is, en van het Lam’ (Op.7:9,10)! God verhoort gebeden.