Laodicea vandaag,

Volgens het woordenboek is een zoeklicht ‘een sterke gerichte lichtbundel waarmee men in het donker iets op tracht te sporen’. Een toevoeging is ‘In de meeste gevallen wordt het licht gebruikt om iets te beschijnen en niet om iets te zoeken.’ Als we deze definities toepassen op een artikel in ‘Het Zoeklicht’ nr. 24 van 27 november j.l., getiteld ‘De Bijbel is Gods complete Woord’ moeten we constateren dat de lezer in het donker achterblijft en dat er nauwelijks licht geworpen wordt op de vraag of profetie in deze tijd nog mogelijk is. Helaas constateert de schrijver namelijk dat niemand meer op mag staan met de aanhef ‘Dit is het Woord des Heren’. Er zijn volgens hem vandaag geen profeten meer. Laten we kijken hoe men tot die conclusie komt, want hoe zeer we ook sympathie hebben voor de boodschap van de navolgers van Johannes de Heer, die de Maranathaboodschap nog steeds trachten over het voetlicht te brengen, is het dieptreurig dat men geen begrip heeft van profetie.

Ten eerste beweert de schrijver dat het fundament van de gemeente gelegd werd door de apostelen en profeten, waarbij hij de Bijbelschrijvers bedoelt. Marcus, Lucas, Jacobus en Judas worden dan door hem tot profeten gefantaseerd. Bovendien veronderstelt hij een voltooide tijd, terwijl de teksten die hij aanhaalt (Ef.2:20; 3:5; 4:11) daar helemaal geen melding van maken. Integendeel. We lezen in het vervolg van Ef.4:11 dat de viervoudige bediening gegeven is om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon ‘totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.’ We nemen aan dat men zelfs bij het Zoeklicht de mening niet is toegedaan dat we die rijpheid al hebben bereikt. Profeten, net zoals de andere drie ambten, moeten dus blijven totdat de Heer Jezus terugkomt en de Zijnen veranderd worden (1Kor.15:52) tot een onvergankelijke nieuwe mens met een opstandingslichaam, zoals ook hun Heer had.

De schrijver beweert vervolgens dat de nieuwtestamentische profeten door God gebruikt worden om het geschreven Woord opnieuw onder de aandacht te brengen en tot zijn volle recht te laten komen. Me dunkt dat volgens de schrijver dan alle predikers profeten zijn, want wie, van welke denominatie ook, wil niet dat Gods Woord tot zijn volle recht komt? Nee, de schrijver heeft in deze weinig van Gods Woord begrepen, ook al omdat hij denkt dat profeten toevoegingen aan de Bijbel zouden geven. Waarop is dat gebaseerd? Want uit datzelfde Woord van God kunnen we ontdekken wat nieuwtestamentische profeten wel doen:
– ze openbaren toekomstige zaken (Hand.20:22-24)
– ze roepen dienaren tot hun ambt (Hand.13:1-3; Hebr.5:4)
– ze openbaren (Bijbelse) verborgenheden (Ef.3:1-6) aan levende apostelen.
Dat zijn zaken die ook in het Oude Testament al naar voren kwamen. Amos 3:7 luidt: ‘Voorzeker, de Here HERE doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten.’ In die zin hebben profeten geen andere taak dan te openbaren wat in de hemel der hemelen Gods hart ontroert. Dat doet Hij door profeten te gebruiken, die Zijn Woord moeten spreken. Zij spreken dus niet uit zichzelf, maar de woorden van de Heer. Dat is de reden dat we lezen in 1 Kor.12:3 (SV): ‘Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest.’
– ook willen we nog noemen datgene wat we vinden in 1Kor.14:3: ‘Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen stichtend, vermanend en bemoedigend.’
Al de genoemde zaken voegen niets toe, noch nemen ze iets af van Gods Woord. Sterker nog, profetieën horen getoetst te worden aan wat de Bijbel zegt: ‘Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn (1Joh.4:1). En waarom zou de apostel Paulus een heel hoofdstuk wijden aan profeteren en zelfs in het eerste vers van 1Kor.14 schrijven: ‘Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren.’ Want profeteren is volgens 1Kor.12:10 een van de gaven van de Geest.

Daarmee komen we aan het laatste argument van de schrijver van het Zoeklicht: hij wijst naar Mat. 24:11 (En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.). Buiten-Bijbelse openbaringen zijn volgens hem gesproken door valse profeten die ons trachten af te trekken van Gods Woord. En hierboven is al aangegeven dat volgens hem er vandaag de dag geen andere dan valse profeten rondwaren. Mocht het zo gemakkelijk zijn, dan had de Here Jezus die waarschuwing niet hoeven uit te spreken, want een ieder die voorgeeft een profeet te zijn, is dan vals. Het is echter veel moeilijker. Juist omdat er echte profeten door God aan de gemeente gegeven zijn, is het lastig om te kunnen onderscheiden. Een van de redenen waarom ook de gave van onderscheiding der geesten door Hem aan de gemeente gegeven is. Die gave is nodig om te onderkennen wat werkelijk uit de Heer is! Dat kan vanzelfsprekend niet tegen Gods Woord ingaan, noch iets toe- of afdoen. God geve dat ieder oprecht christen dicht bij zijn of haar Heer blijft en de stem van de Herder kan (blijven) verstaan!