Laodicea vandaag,

Wij geloven dat de ‘Kerk van Christus’ de gemeenschap is van alle gelovigen, die gedoopt zijn in de naam van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in heden, verleden en toekomst. Dat houdt in dat die kerk momenteel bestaat uit heel wat denominaties, kerkafdelingen, die vaak heel andere leerstellingen hebben. Dat is een verdeeldheid die absoluut betreurenswaardig is. Toch onderstrepen vrijwel alle kerken de bekende geloofsbelijdenissen, zoals die van Nicea, waar we tegenkomen: ‘Ik geloof in de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk.’ En wat bad de Heer Jezus, het Hoofd der kerk: ‘opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt’(Joh.17:21).

Met instemming kunnen we dan ook prof. dr. W. van ’t Spijker citeren, die vorige week in een lezing voor theologiestudenten sprak dat de verdeeldheid van de Nederlandse reformatorische kerken een extreme zonde tegen het werk van de Heilige Geest is. Hij vond dat die men niet mocht accepteren, omdat dat er geen sprake kon zijn van allerlei kleuren. De ene kleur die goed is: die van het bloed van Christus, aldus de professor. Nu geldt het gebrek aan eenheid natuurlijk niet alleen de reformatorische kerken, maar de hele breedte van het christelijk geloof, van de Roomse kerk tot en met de charismatische groepen van de laatste eeuw. Op de vraag van een student wat men aan de verdeeldheid moest doen, antwoordde de hoogleraar dat men alle gelegenheden te baat moest nemen om de eenheid te bevorderen. De vraag is natuurlijk ‘Hoe?’ Daar kunnen allerlei verschillende antwoorden op gegeven worden, maar laten we beginnen met het laten van elkaar verketteren en daardoor het gebrek aan eenheid elke keer benadrukken.

Pleiten we voor een eenheid in vorm, zodat uiterlijk de Kerk één is? Nergens vinden we in onze eigen leerredenen dat de Apostolische Kerk voor de hele Kerk van Christus een uitwendige eenheid in de vorm eist, maar wel dat zij beweert dat, zal het christendom het ene lichaam van Christus vormen, het daartoe behoeft één Geest, één hoop, één geloof, één doop, één God en Vader in allen (Ef.4:4-6), terwijl zij de tegenwoordige christenheid verwijt dat zij in zo verschillende geloven, hopen, dopen en geesten van elkaar en van God verwijderd leeft. De uitwendige vormelijke eenheid als lichaam is volstrekt niet noodzakelijk; en we vinden haar evenmin bij de Apostolische Kerk van de eerste eeuw, toen zij nog helemaal naar de ordeningen van Jezus was ingericht. Immers, de christenen uit de heidenen hielden niet de wettische instellingen, zoals de christenen uit de joden (Hand.15)[1].

We geloven wel, dat sinds de jaren dertig van de negentiende eeuw, de Heer Zelf de kerk weer ‘apostolisch’ gemaakt heeft, door opnieuw de ambten en gaven van Ef.4:11 en 1Kor.12-14 aan Zijn gemeente terug te geven. Maar wat gebeurde er. Degenen die dit accepteerden werden uit hun eigen kerken gegooid. Een voorbeeld is de Schots-Presbyteriaanse dominee E. Irving die de gave van profetie in zijn gemeente toestond. Hij had daarmee, volgens het Presbyterium, een nieuw soort leraars ingevoerd. Dat was tegen de kerkorde en zijn ambt werd vervallen verklaard. Menselijke instellingen waren belangijker dan Gods Woord, waar we bijvoorbeeld in 1Kor.14 toch vinden: ‘Maar wie profeteert, sticht de gemeente (vs.4) en ‘Indien dan de gehele gemeente bijeengekomen is en (…) als allen profeteren en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, dan wordt hij door allen weerlegd, wordt hij door allen doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is’ (vs.23-25).

Laten we streven naar de eenheid van de kerk door elke keer onszelf op de proef te stellen, wetende dat we een arglistig hart hebben en de neiging hebben vleselijk te zijn. Is wat wij beweren een menselijke reden, of praktiseren we wat Gods Woord voorschrijft. Vinden we het begin van Ef.4 wel belangrijk genoeg? Accepteren we elkaar als medechristen, ondanks dat kerkmuren ons kunnen hinderen? Vragen we de Heer in onze gebeden om de eenheid van Gods kinderen? Verstaan we de God van Israël, zoals Hij Zich al openbaarde aan het oude volk: ‘Hoor, Israel: de HERE is onze God; de HERE is een’ (Deut.6:4)! De Here Jezus haalt hetzelfde vers aan en voegt er iets belangrijks aan toe: ‘Het eerste (gebod) is: Hoor, Israel, de Here, onze God, de Here is een, en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod groter dan deze, bestaat niet.’ Laten we als christenen gekenmerkt worden door het opvolgen van deze geboden met Hem als Voorbeeld! Hij staat te komen, bereidt u!

[1] Hier is F.W. Schwartz’, het Boek voor onze Tijd geciteerd.