Laodicea vandaag,

Vorige week werd in het Reformatorisch Dagblad ds. T.L. Bruinius geciteerd die in het gereformeerde kerkblad ‘De Bazuin’ had geschreven dat het Bijbelse nieuws geen komkommertijd kende: ‘De strijd tegen de machten, de boze geesten in de hemelse gewesten, neemt alleen maar toe.’

Deze laatste zin is een verwijzing naar Ef.6:12, waarin ook nog voorkomt dat het gaat om de ‘wereldbeheersers dezer duisternis’. Elders vinden we ‘beheersers dezer eeuw’ (1Kor.2:6) die de hooggeplaatste engelen uit het leger van de satan aanduiden. Deze wordt niet voor niets: ‘de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, overeenkomstig de loop dezer wereld’ (Ef.2:2) genoemd.

Wat in deze tekstgedeelten geopenbaard wordt, is dat onze zichtbare wereld blijkbaar beïnvloed wordt door allerlei geesten die rondgaan om hun giftige denkbeelden te verspreiden. Hoe kunnen we ons daartegen wapenen? Door de geestelijke wapenrusting Gods aan te trekken, die apostel Paulus beschrijft in Ef.6:13-27. Gezien de beschreven weermiddelen is het echt een geestelijke strijd, want we hebben niet met vlees en bloed te strijden, zoals de apostel ons meedeelt, maar het is een gevecht tegen hemelgeesten, die uit alle macht proberen het werk van God teniet te doen.

Er is wat dat betreft natuurlijk niets nieuws onder de zon. De profeet Daniël kreeg te horen van de engel Gabriël dat deze drie weken was opgehouden door de vorst (‘sar’ staat in het origineel) der Perzen (Dan.10:13) en dat hij verder met hem moest gaan strijden en vervolgens tegen de vorst van Griekenland (vs.20). We krijgen hier een inkijkje in die hemelse gewesten, waar dus ook een strijd gaande is. Gabriël kon alleen standhouden met de hulp van ‘uw vorst Michaël’. We vinden deze Michaël ook nog terug in Daniëls laatste hoofdstuk dat een profetie bevat over de dagen van het einde van deze wereld: ‘Te dien tijde zal Michael opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat.’ Uit o.a. Deut.7:6,7 weten we dat Israël Gods eigen volk was en dat hun eigen ‘sar’ dus niemand anders kan zijn dan onze Heer Jezus Christus. Dat is ook logisch, want de naam Michaël betekent ‘Wie is als God?’. Niemand anders dan onze Heiland kan deze vraag positief beantwoorden.

Een en ander wil ons zeggen dat we onze strijd slechts kunnen strijden wanneer Christus door Zijn Geest ons omringt, ons helpt en ons bestuurt. Natuurlijk kan dat enkel wanneer we geloof tonen, wanneer we Zijn Woord aanwenden om ‘te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid’ (2Tim.3:16) en alle andere wapens uit Ef.6 benutten. We voeren die strijd niet alleen: ‘Zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld,’ voorzegt de Heer in Mat.28:20, Die de wereld Zelf overwon (Joh.16:33). Hij sprak: ‘Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld’ (Joh.9:5). Maar Zijn discipelen moesten deze rol overnemen wanneer Hij aan de rechterhand van de Vader gezeten zou zijn (zie Mat.5:14). De waarheid moest worden verkondigd en die waarheid bleek een Persoon te zijn!

De strijd tegen de boze geesten neemt alleen maar toe, schreef de dominee in ‘De Bazuin’. Hoe merken we dat? De duivel, die de hele wereld (Opb.12:9) en alle volken verleidt (Opb.20:3) en van Christus afvallig maakt, heeft dit altijd in al de tijdvakken van de Kerk gedaan door valse leringen of geesten van de duivels (Ef.2:2; 1Tim.4:1; Opb.16:13,14). God verandert niet, dus alle zaken die heden ten dage voorgegeven worden als dat de tijden nu eenmaal anders zijn dan voorheen, zijn vrijwel allemaal tegen Gods Woord. De satan kan alleen maar uit de kerk verdwijnen wanneer Gods Woord ‘recht gesneden’ wordt. Waar en wanneer de duivelen onderworpen zijn aan de leraars van de Heer Jezus (Luk.10:17,18), daar en dan is de satan uit de (kerk)hemel gevallen. Maar we bemerken dat er in de christenheid voortdurend allerlei leringen voorkomen die ingaan tegen de Bijbel. Iedereen kan zelf zijn voorbeelden benoemen. Dat betekent dat de ‘sars’ van satans leger nog steeds hun macabare invloed hebben. Dat ze in de wereld hun verderfelijke invloed nog uitoefenen is logisch, maar christenen horen niet van deze wereld te zijn. Zij behoren tot Gods koninkrijk: ‘Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde’ (Kol.1:13). Laten we ons daarom aan Gods leiding toevertrouwen in het licht van Zijn Woord, want dan kunnen we met Paulus zeggen: ‘De Here zal mij beveiligen tegen alle boos opzet en behouden in zijn hemels Koninkrijk brengen. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid’ (2Tim.4:18)!