Laodicea vandaag,

Vandaag, de zaterdag na Pinksteren, organiseert onze kerkafdeling zoals gebruikelijk in deze eeuw een zgn. ontmoetingsdag. Christenen uit allerlei andere denominaties worden uitgenodigd om met elkaar te spreken over een bepaald thema. In de folder staat dat de dag bedoeld is om tot wederzijds begrip te komen, want heeft de Heer Zelf niet gebeden voor de eenheid van Zijn volgelingen (Joh.17)? Uiteindelijk zijn we allen lid van die ene kerk van Christus, de Una Sancta, de gedoopte en gelovige christenen van alle eeuwen. Misschien hebben we een verschillende taak op onze schouders, maar voor iedereen geldt dat we de opdracht hebben God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf. Te meer in deze tijd die Gods Woord als Laodicea benoemt en waar Hij naartoe schrijft dat we zeggen: ‘Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek,’ terwijl de Heer moet constateren: ‘gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte’ (Op.3:17,18). We moeten tot onszelf inkeren en ons afvragen of we het goud van de waarheid niet horen te kopen, zoals Christus ons aanraadt, de witte klederen van rechtvaardigmaking en de ogenzalf opdat we zien mogen. Paulus kon de Korintiërs schrijven: ‘In elk opzicht zijt gij rijk geworden in Hem: in alle woord en alle kennis.’ Kunnen wij ons werkelijk met hen vergelijken?

Spr.22:2 luidt: ‘Rijken en armen ontmoeten elkander; hun aller Maker is de HERE.’ Of we ons nu rijk rekenen of beseffen dat we arm en naakt zijn, we kunnen elkaar bemoedigen. Er zijn rijken en armen op deze wereld, natuurlijk en geestelijk en we mogen onze ogen niet sluiten voor elkaar.  Bij God is geen aanzien des persoons (Ef.6:9, Rom.2:11). Hij is onze Maker. De NBV vertaalt de Spreukentekst als ‘Een arme en een rijke hebben dit gemeen: de Heer heeft hen beiden gemaakt.’ De rijke heeft zich niet boven de arme te verheffen, noch hoort de arme jaloers te zijn op de rijke, want men moet elkaar dienen. Als in een straatarm land als Nepal door aardbevingen de infrastructuur verdwenen is en mensen armzalig moeten leven, dienen wij westerse rijken hen te ondersteunen. Maar hetzelfde geldt voor degenen die menen rijk te zijn in het geloof. Ook dan geldt de barmhartigheid. Hoe kunnen we elkaar helpen? Niet door boven de ander te gaan staan, maar door elkaar te ondersteunen, elkaar te leren kennen, door elkaar wezenlijk te ontmoeten, door elkaar te herkennen als kind, als zoon en dochter van God, want we hebben één Vader! Paulus zegt de oudsten van Efeze: ‘Ik heb u in alles getoond, dat men (…) zich de zwakken moet aantrekken en zich de woorden van de Here Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen.’
Daarbij komt, zoals Jakobus zegt: ‘Hoort, mijn geliefde broeders! Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben’ (Jak.2:5)? Wanneer we beseffen arm te zijn, zijn we ook veel bevattelijker voor de rijkdom van het geloof dat de Heer iedereen geven wil, die weet dat het alleen van Hem te verwachten is.

Zo’n ontmoetingsdag is vaak ook een heel mooie dag als de grenzen op het kerkelijk erf even wegvallen en mensen in elkaar de liefde tot Christus herkennen. De Korachieten verwoorden het zo fraai: ‘Waarlijk, zijn heil is nabij hen die Hem vrezen, zodat heerlijkheid in ons land woont.  Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander, gerechtigheid en vrede kussen elkaar,  trouw spruit voort uit de aarde, en gerechtigheid ziet neder van de hemel (Ps.85:9-11).
Komt u volgend jaar ook?