Laodicea vandaag,

Net weer terug uit een land waar de verschillen tussen rijk en arm soms bijna schrijnend zijn, is een gesprek met een gelovige collega over de economie van het oude Israël goed om te hebben. We krijgen het over het jubeljaar, wanneer alle slaven weer vrij werden en land moest worden teruggegeven. Op de website cip.nl  valt dan een dag later het oog op een tekstje over misbruikte Bijbelteksten[1]. Over Mat.26:11: ‘De armen hebt u immers altijd bij u’ wordt gezegd dat men vaak denkt dat we ons niet tegen armoede hoeven te verzetten. Er zouden blijkbaar toch altijd armen zijn, dus waarom zou je ertegen strijden. Er wordt vervolgens verwezen naar Deut.15:1,2 waar we vinden in de NBV: ‘Elk zevende jaar moet u algemene kwijtschelding verlenen. Dat houdt het volgende in: elke schuldeiser moet iedereen die iets van hem heeft geleend zijn schuld kwijtschelden; hij mag zijn volksgenoot, zijn broeder, niet tot afbetaling dwingen, want de kwijtschelding is afgekondigd in de naam van de HEER.’ 

Zo heeft de Heer een aantal maatregelen afgekondigd, opdat de gemiddelde Israëliet niet in een troosteloze situatie zou geraken, waar de wereld heden ten dage vol van is, alleen al gekeken naar de Derde Wereld, waar elke zes seconden een kind aan chronische ondervoeding sterft en 24.000 mensen in totaal per dag overlijden vanwege hetzelfde.

Dat hoofdstuk Deut.15 over het sabbatsjaar geeft nog meer verordeningen:

1. Als men de Heer gehoorzaamt en Zijn geboden naleeft, dan zal men niet in armoede leven (vs.5)

2. Men moet een arme lenen wat hij nodig heeft (vs.7,8)

3. Men moet hierbij geen rekening houden met een sabbatsjaar (vs.9)

4. Doet men zulks dan zal de Heer rijkelijk zegenen

5. Vrijgevigheid aan de arme en minder bedeelde moet altijd

6. Heeft men een slaaf dan mag men hem of haar maar 6 jaar laten dienen

7. Het zevende jaar is hij/zij vrij en moet hij/zij geld en goederen meekrijgen

8. Wil een slaaf of slavin blijven moet hij/zij met een priem door het oor aan de deur worden gestoken

9. Elk eerstgeboren mannelijk dier moet aan de Heer worden gewijd

10. Het bloed van een geslacht dier mag niet genuttigd worden (zie ook Hand.15:20).

Laten we hier eens over nadenken. We kunnen een aantal punten geestelijk toepassen, maar zijn ze vooral niet een toepassing van het gebod der liefde jegens de naaste (Lev.19:18)?

De Heer vraagt gehoorzaamheid aan Zijn geboden, maar vooral barmhartigheid. Dit leert Jezus Zelf in Mat. 9:13 aan de Farizeeën die kritiek hadden op Zijn omgaan met zondaars: ‘Gaat heen en leert, wat het  betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’ Hier haalt de Heer Hos.6:6 min of meer aan: ‘Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers.’ Ware godsdienst bestaat niet ‘in het waarnemen van uitwendige plechtigheden, niet in spijs en drank en een vertoon van heiligheid; niet in kleinzielige bijzondere meningen en twijfelachtige twistredenen, maar in het doen van al het goed, dat wij kunnen aan het lichaam en de ziel van anderen, in rechtvaardigheid en vrede, in het bezoeken van wezen en weduwen,’ zoals Matthew Henry schrijft.

Zijn wij christenen daar vooral mee bezig of denken we met name aan het genieten van de opbrengst van deze aarde? Is het niet onmiskenbaar dat God in Zijn Woord ook voor óns voorschriften geeft, die als licht op ons pad moeten fungeren… En is barmhartigheid daarvan niet één van de meest wezenlijke, zeker als we met de apostel Petrus beseffen: ‘Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd’ (1Pet.1:3-5).

Dat is de tijd waarin wij leven! Jezus komt!