Laodicea vandaag,

Het wil nog wel eens interessant zijn hoe er in de christenheid gedacht wordt over de ambten van Ef.4:11 en dan speciaal het apostelambt. Theoloog en studiebegeleider Prof. Dr. S. Paas tweette afgelopen woensdag ‘Weer een interessante scriptie bij de Master Missionaire Gemeente in Kampen: Christiaan Bakker over apostelen.’ [1] De scriptie biedt een redelijk overzicht over hoe men in kerkelijk Nederland over het (apostel)ambt denkt, omdat er ook interviews met een twaalftal (!) mensen uit verschillende delen van de kerk gehouden zijn.

Toch zijn er wel kansen gemist. De auteur schrijft: ‘Dit onderzoek richt zich op de opleving van apostolisch leiderschap in de laatste twintig jaar. Dit is echter niet een unieke opleving in de kerkgeschiedenis; in de jaren ’30 van de negentiende eeuw stond in Engeland een groep ‘apostelen’ op rondom John Bate Cardale. Van de Katholiek Apostolische Kerk die hieruit ontstond, vinden we ook in Nederland nog enkele kerken en afsplitsingen (o.a. KAG). Dit zijn splintergroepen die momenteel zo’n beperkte invloed in kerkelijk Nederland hebben dat ze geen deel van dit onderzoek uitmaken.’ Typisch dat nu juist de kerken die bijna 200 jaar ervaring met het apostelambt hebben niet meegenomen zijn in het onderzoek. ‘Laat ons de tijd afwachten die ook niet ver meer is, maar opmerkend zijn dat ons in het gedrang van de grote gebeurtenissen, waarvan onze tijd en de naderende toekomst zwanger gaan, zo’n belangrijke vervulling niet ongemerkt ontslipt,’[2] schreef de lekentheoloog Jung Stilling in 1800. Hij schrijft deze zin in verband met Op.11, waar de twee getuigen voorkomen. Het lijkt dat zulks ook in deze scriptie het geval is.

We zullen niet al te diep ingaan op de inhoud van de scriptie, maar ons beperken tot twee onderdelen. Allereerst over wie of wat een apostel is. We lezen van Paulus en Barnabas in Hand.13:1-3 (vgl. met Hand 14:14) dat zij tijdens een dienst in Antiochië geroepen worden tot het apostelambt, terwijl zij eerst volgens het eerste vers zelfs een andere bediening hadden (waarschijnlijk resp. leraar en profeet). Paulus begint zijn brieven vaak met de zin dat hij een apostel is door de wil van God. Gal.1:1 luidt zelfs: ‘Paulus, een apostel, niet vanwege mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God, de Vader.’ Dit komt overeen met het gegeven dat degenen die een ambt gaan dragen geroepen moeten worden door de Heilige Geest, zoals Hebr.5:4 leert: ‘niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aaron.’ Zou dat in deze tijd anders zijn? Het houdt wel in dat ook het ambt van profeet aanwezig moet zijn. Hoe kunnen anders broeders geroepen worden tot de dienst aan het altaar? Al deze zaken komen niet voor in de scriptie. Dat lijkt logisch omdat noch profeten, noch apostelen in het grootste deel van de christenheid voorkomen. Maar dan moet men zich realiseren dat er veel gemist wordt, terwijl God wel sinds het begin van de jaren 1830 de spade regen aan de kerk heeft teruggegeven, toen er veel en langdurig om gebeden werd. Ds. Geuze zegt terecht in het vraaggesprek met hem: ‘Ik heb leren zien, dat wanneer je de gaven van de Geest als een stroom ziet, die stroom een bedding nodig heeft.’ De gaven hadden een bedding nodig, moesten ook de christenen van destijds leren en God gaf toen in de tijd waarin de gaven van de Geest tot uitdrukking kwamen, de ambten terug uit Ef.4!
Dat we ook nog missen dat ‘door de handoplegging der apostelen de Geest werd gegeven’ (Hand.8:18) is een omissie die we wel verwachtten.

Een ander onderdeel is dat men het ook in deze scriptie weer heeft over de vijfvoudige bediening van Ef.4:11. We tellen er toch echt vier, omdat de herder en leraar één bediening is (zoals dominees ook tot deze taak worden bevestigd). Ongeveer alle schaduwbeelden van het Oude Testament wijzen hierop. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vier rivieren in de hof van Eden, maar ook de vier wezens uit het visioen van Ez.1 en 10 maken toch duidelijk dat het om mensen gaat (bv. Ez.1:5) en dat een van de levende wezens een dubbele taak heeft. Waar het beeld dat gebruikt wordt in Ez.1 een rund of os is, blijkt in Ez. 10 dit wezen als cherub (engel) aangeduid te worden. De herder is de geduldige os die de akker van de kerk in de wereld bewerkt, de engel is Gods bode die de gemeente leert over het evangelie. De lijst met schaduwbeelden is met vele aan te vullen.

Het is goed dat er aandacht besteed wordt aan de ambtsstructuur zoals die in het begin van Gods kerk functioneerde. We hopen dat velen deze zaken onderzoeken en tot de conclusie komen dat men in de eigen kerk nogal wat mist. Bid, zoek en klop!

[1] http://www.kerklab.nl/wp-content/uploads/2014/07/Apostelen-welkom-Christiaan-Bakker-2014.pdf

[2] Geciteerd in F.W. Schwartz’ ‘Het Boek voor onze tijd’