Laodicea vandaag,

De opstanding van Jezus Christus is een belangrijk onderwerp, misschien wel de hoofdzaak, van de prediking van het Nieuwe Testament. Zij draagt en stuwt de apostolische verkondiging. Als getuigenis wijst zij enerzijds op een gebeurtenis, evenals die van Jezus’ geboorte en dood, maar anderzijds verkondigt zij dat de Heiland leeft en Heer is van levenden en doden. Het feit alleen dat Christus is opgewekt, is dus het grote begin van de volledige prediking inzake de opstanding. De tegenwoordigheid van de verrezen Heer is van ver dragen­de betekenis voor het heden, waarin wij als gemeente in de wereld staan. De opstanding van de Zaligmaker laat zich niet op één lijn stellen met historische gegevens inzake geboorte en dood, zelfs niet met dodenopwekkingen, die onder het Oude en Nieuwe Verbond hebben plaatsgehad.  De strekking van de apostolische prediking dringt ons het feit van Jezus’ opstanding op om de huidige werkelijkheid van Zijn opstandingsleven te onderscheiden. Het is toch de rijke zegen dat de actuele belijdenis, als een getuigenis van de verrezen Christus in het heden, de eigenlijke kern van de Nieuw-Testamentische prediking is. Want wie door het geloof in het Woord van God tot de ontdekking van de werkelijkheid van de opstanding van Jezus komt, ja, de rijke zegen van haar betekenis mag verstaan, smaakt de blijdschap van het aanschouwen, zoals de Schrift het schrijft in Johannes 20:20: ‘De discipelen dan werden verblijd, als zij de Heer zagen’. Daardoor is ook bij ons de jubel geboren: ‘Jezus leeft, Hij komt!’ Ja, de opstanding van de Heer Jezus Christus wijst zowel op een feit in de geschiedenis als op een werkelijkheid in het heden. ‘En nu, Christus is opgewekt uit de doden’ (1 Kor.15:20a). Hij sterft niet meer. De dood is geen heer meer over Hem. Hij leeft voor God (Rom.6:9-10), uit de kracht Gods (2 Kor.13:4).  Er heeft dus een ingrijpen van God in de tijd op aarde plaatsgehad, dat niet zonder gevolgen is. Deze doorbraak is niet meer te keren. Ook wij hebben aan het bestaan op aarde deel, en onze levensduur is een onderdeel van de tijd. Echter, de opstan­ding van de Heiland heeft ook in ons leven grote betekenis. Want indien Christus niet is opgewekt, zo lezen wij in 1 Kor.15:17, is ons geloof zonder vrucht, zijn wij nog in onze zonden. En dit zou mede tot gevolg hebben dat degenen die in Christus ontslapen zijn, te gronde gaan (vers 18).  Het in-de-zonde-zijn brengt onafwendbaar het te gronde gaan met zich mee. In Rom.5:12-21 wordt dit ons uitvoerig voorgehouden. Door één mens is de zonde in de wereld gekomen, en door de zonde de dood. Deze is het deel geworden van alle mensen, omdat zij allen gezondigd hebben (vers 12).  Hierbij wordt nader omschreven hoe, door de overtreding van die ene mens, de dood tot heerschappij is gekomen van Adam tot Mozes, ook al hebben zij zich niet op gelijke wijze als Adam aan overtreding schuldig gemaakt. Nochtans moeten zij door diens overtreding sterven en wacht hen de verdoemenis, want zij worden als zondaren gesteld. Daarenboven heeft de wet het gericht verzwaard. Op grond daarvan verstaan wij de conclusie van Paulus in 1 Kor.15:17, dat zonder de opstanding van Christus wij nog in de zonde zijn en kan de heerschappij van de dood zich ongebroken uitvieren, wat tot het verderf van de gestorvene leidt. Ofschoon in 1 Kor.15 op de opstanding van Christus en Zijn verschijningen de nadruk valt, heeft Paulus niet nagelaten er de aandacht op te richten dat Christus om onze zonden gestorven is. Hieruit blijkt dat niet alleen de opstanding van Christus, maar reeds Zijn dood, verband houdt met ons bestaan in zonde en ons onderworpen zijn aan de heerschappij van de dood. In Rom.5:6 schrijft de apostel dat Christus, toen wij nog krachteloos waren, te zijner tijd voor goddelozen gestorven is. God bewijst ons Zijn grote liefde doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Dit betekende onze redding, want door Zijn bloed werden wij gerechtvaardigd. Op grond hiervan zullen wij ook behouden worden van de toorn, die het verderf en de ondergang werkt. Door de dood van Christus zijn wij, vijanden van God, met Hem verzoend. Maranatha. Amen.